Landelijke Topdag directeuren kinderopvang

donderdag 1 november 2007

verslag: Lida SchepersDerde ledenvergadering
Na een verwelkoming door de heer P. van Leeuwen van de ING Groep, vond de derde officiële ledenvergadering van de bdKO plaats.
Hier werden in een vlot tempo een aantal huishoudelijke zaken behandeld.
Voorzitter Anja Hol uitte haar trots over het huidige ledental van de bdKO: 175 al weer. Ze besteedde aandacht aan het feit dat een beleidsplan en een gedragscode zullen worden opgesteld en aan de leden ter goedkeuring worden voorgelegd. Ook presenteerde ze de “leergang die voor high potentials in de kinderopvang” die van start zal gaan, naast de reeds bestaande leergang: leiderschap in de Kinderopvang; deze laatste is al voor de derde keer gestart.Staatssecretaris Sharon Dijksma
Haar speech vindt u eveneens op deze website.
Na afloop van de speech en de overhandiging van de prijs Management KO bedankte de voorzitter de Staatssecretaris zeer hartelijk en overhandigde haar een uil (zie foto), die symbool staat voor wijsheid; in “gevangenschap” (vergelijk: de politieke arena) is de uil een lang leven beschoren

.Sharon Dijksma

Overhandiging Managementprijs KinderopvangStaatssecretaris Sharon Dijksma heeft tijdens de bijeenkomst voor directeuren in de kinderopvang de winnaar van de Managementprijs Kinderopvang 2007 bekendgemaakt.
De prijs is dit jaar uitgereikt aan Wilma Schepers van het vakblad Management Kinderopvang, ter gelegenheid van haar afscheid als hoofdredacteur na ruim 12 jaar onafgebroken inzet als “spreekbuis van de branche”.
De voorzitter van de bdKO overhandigde, de winnares eveneens een uil.

uitreiking managemnt

Themaprogramma
De middag was gereserveerd voor een politiek debat met woordvoerders van de Tweede Kamerfracties over de plannen van Kabinet Balkende IV, over actuele ontwikkelingen in de kinderopvang en de consequenties voor de sector. Helaas liet de politiek het nogal afweten; slechts één Tweede Kamerlid, Jan Jacob van Dijk (CDA), had uiteindelijk zitting in het panel.
Als overige panelleden traden op: Anselma Zwaagsma (CNV Publieke Zaak), Lenny Versteeg (voorzitter MOgroep Kinderopvang) en Wilma Schepers (winnaar van de MK-prijs 2007 en hoofdredacteur van Management Kinderopvang).
Het debat werd gevoerd onder de strakke en inspirerende leiding van Roderik van Grieken, directeur van het Nederlands Debatinstituut, gewapend met stopwatch en bel.Het eerste deel van de middag werd gedebatteerd door de panelleden over vijf

AANDACHTSPUNTEN voor de komende jaren.
Aandachtspunt 1: De kinderopvang moet proberen de regie over de invulling van de dagarrangementen naar zich toe te trekken.
Achterliggende gedachte is dat de politiek nu de regie bij het onderwijs gelegd heeft en dat er vertraging optreedt. Het onderwijs heeft geen specifieke kennis op dit terrein en een beeld over de kinderopvang, waar we niet gelukkig mee zijn.
Wilma Schepers vindt dit voor de korte termijn belangrijk vanwege de aanwezige know how bij de kinderopvang. Op de lange termijn zou de regie voor kinderen tot zeven jaar bij de kinderopvang moeten liggen, voor kinderen boven de zeven jaar bij het onderwijs.
Lenny Versteeg en Anselma Zwaagsma pleiten voor een gezamenlijke invulling. Strijd om de trekkersrol vinden zij niet zinvol. Vanuit de kinderopvang kan wel een wezenlijke bijdrage geleverd worden. Zij onderkennen wel dat het nu niet optimaal verloopt.

Aandachtspunt 2: De regelgeving moet vereenvoudigd worden.
Achterliggende gedachte is dat de kinderopvang voor kwaliteit gaat, klanten vragen daarom. Regelgeving staat ondernemerschap in de weg.
Jan Jacob van Dijk onderschrijft deze stelling. Verantwoording over kwaliteit zal afgelegd moeten worden aan ouders en niet aan Den Haag. Ook Lenny Versteeg vindt het een groot goed dat ouders en kinderopvang gezamenlijk de kwaliteit invullen. Anselma Zwaagsma wijst op het belang van goede regelgeving in de arbeidsvoorwaarden. De sector zou gebaat zijn bij één, eenduidige, gezamenlijke CAO voor onderwijs en kinderopvang tezamen.

Aandachtspunt 3: Het imago van de kinderopvang moet verbeterd worden.
Achterliggende gedachte is de noodzaak van een goed imago. Ouders moeten trots zijn dat ze hun kind in de kinderopvang hebben, kinderen moeten staan te popelen om erheen te gaan en de medewerkers moeten trots zijn op de bijdrage die zij leveren aan de ontwikkeling van kinderen.
Wilma Schepers pleit ervoor dat de kinderopvang haar eigen meerwaarde voor maatschappij, ouders en kinderen duidelijker maakt. Als je dat kunt uitleggen en weet hoe je dat kunt realiseren vertelt het zichzelf wel naar buiten. Ouders zullen dan vertrouwen krijgen. Jan Jacob van Dijk hoort in zijn eigen partij vaak minder enthousiaste geluiden; men vindt dat je je kinderen zelf moet opvoeden. Persoonlijk heeft hij goede ervaringen. Hij pleit voor een flexibelere opvang. Het imago richting arbeidsmarkt heeft zeker een positieve impuls nodig. Lenny Versteeg sluit zich hierbij aan.

Aandachtspunt 4: De dialoog met de politiek moet verbeterd
Achtergrond: De politiek praat te veel “over” in plaats van “met” de kinderopvang. Is hun afwezigheid op deze dag niet tekenend?
Anselma Zwaagsma meent dat de politiek nu eenmaal zo werkt. Als de kinderopvang morgen op de voorpagina staat, komen ze hier wél. De huidige aandachtspunten zijn kennelijk niet “sexy” genoeg. Er is wel verschil tussen de Tweede Kamer en het Ministerie c.q. de Staatssecretaris. De brancheorganisaties krijgen veel ruimte om bijdragen te leveren, soms zelfs op initiatief van het ministerie. Verder ligt het aan ons zelf: we moeten een goed verhaal hebben over het belang van de kinderopvang voor de samenleving. Een positieve uitzondering in de kamer is Marriët Hamer van de PvdA.
Jan Jacob van Dijk constateert dat heel veel branches het gevoel hebben dat het vooral óver hen gaat. Hij zet daar dan ook zijn vraagtekens bij.

Aandachtspunt 5: De samenwerking met derden moet verbeterd worden.
Achtergrond: de kinderopvang stelt het kind centraal. Daarom is het noodzakelijk dat zoveel mogelijk partijen samenwerken, waarbij kinderopvang een gelijkwaardige partij moet zijn.
Lenny Versteeg meent dat dit op lokaal niveau zeker nodig is, maar ook op landelijk niveau dienen allianties te worden aangegaan. Wilma Schepers ziet een probleem voor met name kleinere organisaties die óf het belang niet zien óf de tijd en know how niet hebben.

In het aansluitende debat gaat de zaal vooral in op het imago richting (toekomstig) personeel. Hoe krijg je ze, hoe houdt je ze en hoe maak je dat ze trots zijn op hun werk in onze sector?
Anselma Zwaagsma pleit in dat verband voor een goede CAO met aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, zoals functiedifferentiatie en carrièremogelijkheden. De betaalde stagevergoeding die zij voorstelt valt slecht in de zaal. Jan Jacob van Dijk kent het carrièreprobleem ook uit de onderwijssector. Het is een uitdaging goede begin- en eindfuncties te creëren, vindt hij.
In de zaal wordt gewezen op de krappe contracten voor de bso. Het zou een goede oplossing zijn als alle schooldagen tot twee uur zouden duren, waarna de kinderen naar de bso gaan. Dit standpunt vindt algehele bijval in de zaal. Van Dijk meent dat daarmee het probleem op het bordje van het onderwijs gelegd wordt. In de zaal meent men dat het een probleem van de samenleving is.
Vanuit de zaal wordt gewezen op het belang van combinatiefuncties onderwijs/bso. Dat biedt meer carrièremogelijkheden en betere contracten voor werknemers. Onderwijs en vakbonden doen daar moeilijk over, zo wordt gesteld. Anselma Zwaagsma ziet vanuit haar bond echter geen probleem, zij vindt het een goed voorstel; er zijn wel hobbels maar daar moet uit te komen zijn. Van Dijk stelt dat onderwijsbonden en werkgevers in het onderwijs wel degelijk moeilijk doen. Hij constateert een verschil in geschiedenis en rechtsposities.
Anselma Zwaagsma geeft aan van Dijk het advies mee om politiek geen genoegen te nemen met mogelijke btw binnen de kinderopvang. Ter afsluiting van dit gedeelte stemt de zaal welke van de voorgelegde aandachtspunten men het meeste belang toekent:

40,7 % Imago
25,3 % Samenwerking met derden
18,7 % Vereenvoudiging regelgeving
08,8 % Dagarrangementen
06,6 % Dialoog met de politiek

Na de pauze is het de beurt aan de zaal. Middels een uitgebreide stemprocedure kan de zaal twee (van de vijf) stellingen kiezen die men het meest belangrijk en tegelijkertijd het spannendst vindt om over te discussiëren. Voor de discussie wordt zaal in tweeën gedeeld. De ene helft draagt standpunten aan vóór de stellingen, de andere helft tegen de stellingen.
De voorstanders worden “aangevoerd” door Walter Bakx, bestuurslid van de bdKO en directeur van Kober Kindercentra; de tegenstanders door Patricia Harmsen, eveneens bestuurslid van de bdKO en directeur van Kinderopvang Noordwest Veluwe.
Aan het eind van de middag mag het panel een prijs uitreiken aan de beste zaaldebater.
Er wordt gekozen om over de volgende twee stellingen te debatteren:

Stelling 1: De HBO-eis voor pedagogiek is noodzakelijk
Alle vier de panelleden zijn het desgevraagd oneens met deze stelling.
Walter Bakx geeft ter introductie een aantal argumenten vóór deze stelling:
De HBO-eis is nodig in het kader van het bieden van carrièreperspectief en om kwaliteit te leveren in de bijdrage aan de sociale ontwikkeling van kinderen. MBO-ers zijn meer praktisch ingesteld, ook het onderwijs aan de ROC’s is ingericht op de praktijk. HBO-ers kunnen hen inhoudelijk begeleiden.
Patricia Harms geeft argumenten tegen:
Professionalisering kan prima op MBO-niveau. De kinderopvang biedt te weinig uitdaging voor HBO-ers. Ouders hebben vaak ook niet meer dan MBO. Veel HBO-ers zitten er niet op te wachten dagelijks met de handen in de poep te zitten.
Zaaldiscussie:
De tegenstanders in de zaal voeren aan dat de HBO-eis het chronisch tekort aan personeel alleen maar zal verergeren. De ouders zijn nu ook al tevreden. De kinderen worden nu ook al uitstekend begeleid in hun ontwikkeling. De HBO-eis diskwalificeert de huidge beroepsgroep. En: wie gaat dat allemaal betalen?
De voorstanders betogen dat het beste niet goed genoeg is voor kinderen. Het vak vraagt deskundigheid bij de ontwikkeling van kinderen. Deze draagt ook bij aan een betere start op school. De groepsleiding is bovendien ook gesprekspartner voor ouders en collegainstellingen. Het wordt tijd voor differentiatie in de opleiding. De maatschappij moet zich afvragen welke prijs de ontwikkeling van kinderen waard is.
De kinderopvang moet zich daarnaast afvragen hoe ze de meerkosten kan terugverdienen: bijvoorbeeld door het wegvallen van de huidige bijscholingskosten of door grotere groepen te maken.
Aan het eind van het debat geeft Anselma Zwaagsma aan dat de goede argumenten van de voorstanders haar – voor dit moment - van mening hebben doen veranderen. De overige panelleden blijven bij hun stellingname.

Stelling 2: De sector moet commerciële prijzen gaan hanteren
De panelleden zijn allen voor deze stelling.
Walter Bakx geeft argumenten vóór:
Bakx spreekt liever van “adequate” prijzen. Met de invoering van de Wet kinderopvang heeft de overheid marktwerking willen introduceren. De sector zou toe moeten naar een adequaat weerstandsvermogen, een rendement maken van 10% en een reservering van 25% van de omzet. Dat vraagt commerciële prijzen. Wij zijn ondernemingen, we moeten investeren, in het algemeen en met name op dit moment in de bso. Daar horen commerciële prijzen bij.
Patricia Harms, argumenten tegen:
De marktwerking wordt overgewaardeerd. Kinderopvang is een basisvoorziening, daar horen geen commerciële prijzen bij. Het zou toch een slechte zaak zijn als mensen met lagere inkomens de kinderopvang niet meer kunnen betalen. Ouders kiezen bovendien op basis van lokale beschikbaarheid. Tot slot: ouders betalen maar een fractie van de werkelijke prijs. Hoezo dan, de onderhandelingen vinden toch in werkelijkheid plaats tussen branche en overheid?

Zaaldiscussie:
De voorstanders voeren aan dat het nu helemaal niets kost. De kinderopvang kan de toeloop niet meer aan. Meer marge zorgt voor het waarborgen van product en kwaliteit.
De tegenstanders voeren aan dat commerciële prijzen tot het failliet van de sector zullen leiden: we moeten af van het commerciële imago en coöperatief met de publieke sector tot een nieuw samenwerkingsstelsel komen. Het feit dat de sector benaderd wordt door commerciële investeerders, wijst erop dat we echt al commercieel genoeg zijn. We hoeven alleen maar naar de zorgsector te kijken om te zien dat het met commercialisering wel mis móet gaan.
De voorstanders geven aan dat de kinderopvang de benadering door commerciële partijen moeten toejuichen. Het lost het huidige capaciteitsprobleem in één keer op. Bovendien zijn commerciële prijzen marktconforme prijzen: wat is men bereid te betalen?
We willen als kinderopvang toch niet afhankelijk worden van de overheid? We willen toch niet terug naar een subsidierelatie? Macro-economische berekeningen geven aan dat iedere miljoen euro die de overheid in de kinderopvang stopt wel 1,5 miljoen euro oplevert.
De tegenstanders zetten kinderopvang in één rijtje met jeugdzorg en onderwijs: het kind centraal van nul tot zestien, zeventien jaar. Kinderopvang hoort een maatschappelijke voorzienig te zijn, en commerciële prijzen zijn daar strijdig mee.
Van de panelleden geeft Anselma Zwaagsma aan dat zij getriggerd werd door de stellingname van de tegenstanders, die niet terug willen naar een tweedeling tussen rijk en arm, de anderen blijven bij hun standpunt.

Het panel heeft uiteindelijk de taak de beste debater van deze middag aan te wijzen. Na een kort beraad besluit het panel dat dit Martijn van de Kroef, directeur van KinderRijk, Amstelveen moet zijn. De overwegingen daarvoor zijn de kracht van haar argumenten en de nieuwe dimensies die zij inbracht in het debat. Met de uitreiking van de bijbehorende beker wordt een levendige discussiemiddag afgesloten.