Collegiale Consultatie:
Een activiteit van de bdKO
Wat is Collegiale Consultatie?
Collegiale Consultatie is een managementinstrument voor de kinderopvangsector en wordt door de bdKO aangeboden aan haar leden.
Collegiale Consultatie is bij uitstek geschikt voor directeuren in de kinderopvang. Bij Collegiale Consultatie staat de functie van de directeur centraal.
Deelnemers moeten bereid en in staat zijn om managementvraagstukken uit hun eigen praktijk te problematiseren en aan collega’s ter consultatie aan te bieden.
Wat is het doel van Collegiale Consultatie?
Collegiale Consultatie is gericht op het verbeteren en optimaliseren
van het functioneren van de directeur.
Het bijzondere van Collegiale Consultatie is dat dit plaatsvindt door onderlinge interactie van directeuren op basis van eigen professionele kennis en ervaring. Collegiale Consultatie is dus een vorm van deskundigheidsbevordering.
Waarom Collegiale Consultatie?
De directeur vervult een solistische functie. Meestal is er sprake van een eenhoofdige directie die eindverantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van de totale organisatie. Een directeur moet daarom van alle markten thuis zijn. Onder directeuren is een grote behoefte aan concrete informatie-uitwisseling; dit vindt dan ook veelvuldig plaats. Collegiale Consultatie is echter méér dan dat. Bij informatie-uitwisseling gaat het om de “hoe-vraag”, bij Collegiale Consultatie gaat het uiteindelijk om de “waarom-vraag”.
De directeur ervaart steeds meer dat het leiding geven aan een organisatie, die zich steeds verder professionaliseert, niet meer vanzelfsprekend gaat. Hij wordt geconfronteerd met problemen waar hij zo een-twee-drie geen antwoord op weet en waarvoor hij in de eigen organisatie (nog) geen gehoor vindt.
Hoe gaat Collegiale Consultatie?
Collegiale Consultatie vindt gedurende één dagdeel in vijf of zes weken plaats in een groep van maximaal acht directeuren en een professionele begeleider. De bijeenkomsten vinden plaats volgens een bestaande systematiek, waarbij drie fasen worden doorlopen. De eerste fase is gericht op het formuleren van de probleemstelling. De tweede fase is gericht op het analyseren van de probleemstelling. In de derde en laatste fase vindt de eigenlijke consultatie plaats.
Voorwaarde voor deelname is bereidheid om de eigen praktijk in de vorm van een probleemstelling in te brengen. Deze inbreng is altijd schriftelijk en wordt van tevoren aan alle deelnemers toegestuurd.
Per bijeenkomst kunnen twee deelnemers een zogenaamde casus inbrengen. Deze casus bestaat meestal uit een werkprobleem. Dit werkprobleem wordt op schrift gesteld. Doorgaans heeft deze schriftelijke inbreng de omvang van twee A-viertjes. De schriftelijke inbreng kan zonodig bijlagen bevatten. De probleemstelling is in de ik-vorm geschreven en wordt minimaal een week van te voren naar het privé-adres van de deelnemers gestuurd.
De bijeenkomsten vinden plaats in een representatieve accommodatie die per auto goed te bereiken is. De keuze van de locatie is afhankelijk van de woon- en werkplaats van de deelnemers.
Kosten
De kosten bedragen € 900,00 per deelnemer voor zes bijeenkomsten, inclusief koffie en thee, exclusief lunch.